21 jan Berlino: Het toonbeeld van goede smaak
Het toonbeeld van goede smaak
Als ik voor meerdere dagen een stad bezoek, dan hoort daar doorgaans minstens één museum bij.
‘Welk museum zullen we doen?’ wilde ik dan ook van A. weten, want ik had me nog niet ingelezen in de Berlijnse musea. Ja nee, het zal jullie verbazen hoe slecht ik mezelf altijd voorbereid als ik ergens op vakantie ga. Ik regel de heen- en de terugreis tot in de puntjes, maar voor de rest zie ik het wel. Zo heb ik ook wel eens Berlijnedities gekend waarin ik bijna niks deed op een dag behalve wat Netflix gucken, ergens een rondje lopen en eten natuurlijk. Maar dit soort dagen komen later nog wel een keer aan bod in deze serie. In deze editie was ik voor het eerst in Berlijn en Netflix bestond nog niet, dus ik stond in de actiemodus. Hoopvol keek ik naar mijn reisgenoot.
‘Laten we naar het Pergamonmuseum gaan,’ zei A., ‘Daar hebben ze hele tempels, poorten en altaren uit allerlei oude beschavingen naar binnen gesleept.’
‘Ha! Ouwe meuk,’ zei ik, mijn Latijn-leraar Sjaak indachtig.
Hij zou trots op me zijn, ik wist het zeker.
Dus togen we naar het Pergamonmuseum, wat tot op de dag van vandaag misschien wel het fascinerendste museum is waar ik ooit geweest ben. We staarden wat naar het beroemde Pergamonaltaar, liepen onder de Ishtarpoort door (je googlet die dingen maar, dit is geen toeristeninformatie-website) en bekeken allerlei artefacten en veel oude stenen. Ik mag graag dingen uit de oudheid bekijken, omdat het je dwingt om ontbrekende stukken erbij te denken. Of om het in je hoofd te plaatsen in een tijd die je onmogelijk kunt kennen. Als het dan allemaal zo groots opgezet is als in het Pergamonmuseum, geeft dat toch weer een hele andere dimensie aan de zaak dan de vitrines vol olielampjes die ik ooit in Keulen bekeek. En niet in de laatste plaats omdat ik me dan toch het hoofd ga zitten breken waarom die negentiende-eeuwers al die dingen naar Europa sleepten en waarom veel daarvan ook nog steeds in Europa is.
Nadat we klaar waren in het Pergamonmuseum, keek ik opnieuw hoopvol naar A. en jottem, die had weer een puik plan. De volgende dag zouden we namelijk de Berliner Philharmoniker gaan horen en zij had ergens gezien dat in de Philharmonie die middag een soort toneelproject met middelbare scholieren plaats zou vinden rondom het thema Die Sieben Todsünden, het stuk van Weill dat de Philharmoniker zouden gaan spelen.
‘Ja, dat klinkt wel obscuur,’ zei ik, ‘Laten we daar heen gaan.’
Dus na een hapje (gok ik zo, ik heb daar geen herinnering aan… ik maakte toen nog geen foto’s van mijn eten) gingen we op weg naar de Philharmonie met bus 200, want die stopt daar voor de deur. Vervolgens zagen we in de Philharmonie een raar soort toneelstuk met live muziek en rennende kinderen waar ik verder geen touw aan vast kon knopen. Maar het was raar en ik was in de Philharmonie, dus dan vind ik het al snel prima.
Maar toen gebeurde het. Ik keek in een onbewaakt ogenblik schuin achter me en zag daar een man die verdacht veel op Simon Rattle leek (die is ook google-baar, mocht je in een grot wonen… oh sorry, zei ik dat hardop?) Ik keek even naar A., maar die zat helemaal in de voorstelling. Ik keek nog eens vanuit mijn ooghoek, maar begon te twijfelen. En aangezien ik niet aangezien wilde worden voor een idioot (zowel door A. als door de man die wellicht toch Simon Rattle niet was… of toch wel) zei ik helemaal niks. Tot we even later weer buiten stonden.
‘A., ik denk dat Rattle schuin achter me stond op de trap,’ zei ik.
‘Nee!’ zei A., ‘Nou ja, het kan natuurlijk wel. Die zal als chef van de Berliner ook wel zijn hoofd willen laten zien bij zo’n project. Waarom zei je niks?’
‘Ik wist het niet zeker,’ zei ik, ‘En ik wilde niet staren, want ik ben goed opgevoed.’
‘Nou ja, morgen bij het concert zul je wel weten of het hem was of niet.’
Nou, ik kan het jullie alvast verklappen: natuurlijk was dat Simon Rattle.
Ik hou mezelf ook maar voor dat hij het ook niet zo erg vond om niet aangesproken te worden door die Nederlandse mevrouw die hem vanuit haar ooghoeken zat te beloeren. Fräulein Elisabeth, het toonbeeld van goede smaak.
Ja.