Categorie: elise

  • Het Geschenk van de Oneindige Tijd

    Het Geschenk van de Oneindige Tijd

    Een nieuw jaar, best wel hetzelfde geluid! Lekker suf, maar het is nu eenmaal wat het is. Ik geloof namelijk niet zo in terug- of vooruitkijken rond de jaarwisseling en al helemaal niet in goede voornemens. Dingen in je leven veranderen kan best, maar niet per se vanaf een bepaalde kunstmatige datum (ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik ben best moe nu… dit lijkt me niet het beste seizoen om de boel eens lekker om te gooien, die donkere dagen na de kerst) en voor verandering moet je gewoon best wel wat tijd uittrekken, misschien soms wel meer dan een jaar. Dit is een van de wijze dingen die ik in 2022 heb geleerd. Ik doe namelijk allerlei rare dingen tegenwoordig die ik voor corona nooit deed. Zoals koken. Of op schema blijven met het huishouden. Nou ja, het was niet alsof ik nooit poetste of kookte, maar nu is het een gewoonte geworden en kost het ook minder tijd dan eerst. Heel vreemd. Ik doe er bijna elke dag wat aan en toch ben ik er onder de streep minder lang mee bezig. Omdat ik dingen beter plan en beter bijhoud, denk ik. Ik noem de daardoor ontstane ruimte Het Geschenk van de Oneindige Tijd. Ik had namelijk nooit tijd. Voor niks. En nu heb ik opeens zeeën. Misschien moet ik eens zo’n vreselijk zelfhulpboek schrijven over deze nieuwe ontwikkeling. Helaas voor de warrige medemens staat dit op het moment niet al te hoog op mijn prioriteitenlijstje. Dat lijstje is trouwens ook al zo’n onderdeel van Het Geschenk van de Oneindige tijd. Het besef dat niet alles even belangrijk is. Want als alles belangrijk is, is niks echt belangrijk.

    Wat ook een essentiële bijdrage levert aan Het Geschenk van de Oneindige Tijd, is het besef dat niet alles wat ik bedenk altijd meteen, snel, voor geld of elke dag moet. Dat heb ik jarenlang gedacht, namelijk. Waardoor ik zoveel op mijn eigen bordje schoof dat ik uiteindelijk helemaal niks meer deed en daar ontzettend gefrustreerd van raakte. Ik wist dat rationeel wel, maar ik kreeg het maar niet veranderd. Zo leerde ik gaandeweg de coronaperiode dat vijf minuten ergens aan werken beter is dan er helemaal niet aan werken. Ook gebeurt er niks vervelends als je een bepaald project even laat liggen voor een ander project. En het later weer oppakt. Of niet, niet alles hoeft namelijk een net en perfect einde te hebben om je tot nut te kunnen zijn. Zo heb ik deze site de afgelopen tijd even in de ijskast gezet, bijvoorbeeld. Dat kwam omdat ik in november een National Novel Writing Month te voltooien had en het in december altijd retedruk is (ik moest ook zo nodig nog ‘even’ naar Keulen en Berlijn, daarover later meer). Dus heb ik mezelf begin november een aai over mijn bol gegeven en gezegd: ‘Het is goed genoeg, Elise.’ Ik heb vervolgens nog nooit zo makkelijk 50.000 woorden in een maand geschreven. En al helemaal niet naast een baan van 36 uur. Maar met wat realistischere verwachtingen rondom andere projecten (zoals het art journal), een zorgvuldige maaltijdplanning en wat discipline direct na het werken en tijdens mijn vrije dagen, liep het eigenlijk heel soepel. Op 30 november knipperde ik rond acht uur ’s avonds even verbaasd met mijn ogen. Het was af. En ik had gewoon normaal gegeten de hele maand, mijn huis enigszins aan de kant gehouden en ook nog goed geslapen. Bizar hoor. Mijn tiende voltooide NaNoWriMo was de makkelijkste ooit. Een hele rare gewaarwording.

    ‘Je tiende, dat moet je vieren!’ zeiden de mensen om me heen.
    ‘Nee,’ zei ik, ‘Het Geschenk van de Oneindige Tijd is echt duizend keer beter dan welk feest dan ook.’

    Nou ja, behalve carnaval dan misschien. Je moet niet gaan overdrijven.

     

     

    P.S. Ik heb geen gele iMac. Maar die ga ik wel kopen binnenkort. Joehoe.

  • Keulen en Aken

    Keulen en Aken

    Ik heb in het afgelopen jaar ontdekt dat ik in mijn vrije tijd ook best ’s ochtends achter mijn bureau kan gaan zitten en wat kan gaan doen. Niet werk, hè… ik heb het over al die zevenduizend andere projecten die ik op het moment heb lopen. Ik sla meteen zo door als dingen lekker lopen. In plaats van dat ik nu eens even rustig doe en alle nieuwe indrukken van werk rustig op me in laat werken, spring ik tegenwoordig op mijn vrije dagen ’s ochtends uit bed (het was half zes vanochtend, beetje overdreven) en begin driftig aan allerlei dingen te werken. Het is echt hollen of stilstaan met mij, dat is wel weer duidelijk. En alles gaat veel te langzaam, natuurlijk. Dat mijn computer aan het overlijden is, zit me dan ook behoorlijk dwars. Hop hop hop, denk ik dan. Ik snap er ook niks van. Iemand die zichzelf slechter kende, zou zich misschien zorgen gaan maken. Maar ik niet, hoor. Ik zie wel wanneer ik weer normaal ga doen, het komt met vlagen.

    ‘Pace yourself!’ zei R. uit Letland laatst tegen me in een zoom call, ‘You don’t need to do everything every day or being able to do or understand new stuff right away.’
    ‘Yeah but no but…’ mompelde ik nog, maar R. had natuurlijk wel gelijk, want ik weet dat zelf ook best wel.
    Maar ik ben echt heel erg als ik in Razende Roelof-modus ben. Tot ik een keer van mijn stoel af kiep en dan moet ik verplicht drie weken in de survivalmodus. Maar ja, zo werkt dat blijkbaar met mij. Ik kijk nu al uit naar de National Novel Writing Month in november, dat is ook helemaal niet ambitieus of zo. Ik heb mezelf wel streng toegesproken toen ik dinsdag of woensdag even overwoog om aan inktober mee te gaan doen. Dat kan namelijk ook prima in mei, heb ik dit jaar geleerd.

    Toen ik eerder deze week een beetje zat te bladeren in mijn aantekenboekje waarin ik allerlei ideeën voor deze site en het art journal neerpen, viel mijn oog opeens op iets dat ik een maand of twee geleden had opgeschreven. Keulen stond er. En daarnaast Aken. Dat was geen reminder voor een stukje over Keulen of Aken, dat wist ik zeker. Ik Keulen ben ik namelijk al jaren niet meer geweest (dat gaat snel met zo’n pandemiemiemie, ik was er de laatste keer in februari 2020) en van mijn laatste bezoek aan Aken had ik al een verslagje gemaakt. En de twee plaatsnamen stond onder de categorie ‘collage’, dus blijkbaar had ik wat anders bedacht rondom deze twee Duitse steden. Dus ik pijnigde mijn brein en opeens kwam het tot me: dit was een reminder van een beeld dat ooit in mijn hoofd was verschenen toen ik ergens de uitdrukking zag staan dat Keulen en Aken niet op een dag gebouwd zijn. Ik heb me altijd afgevraagd waarom ze die twee steden daarvoor gekozen hebben. Misschien dat ik dat ooit nog eens ga onderzoeken en dan schrijf ik er vast een lollig verhaaltje over, maar nu even niet. Ik heb de collage maar meteen gemaakt, toen was dat ook weer uit mijn systeem.

    Maar aangezien ‘Doe eens even kalm, Elise’ een actueel thema in mijn leven is op het moment, vond ik dat er bij dit beeld een verhaaltje hoorde. Misschien print ik de collage zelfs wel uit om boven mijn computer aan de muur te hangen. Twee steden uit mijn jeugd. Om mij eraan te herinneren dat die er heel lang liggen en dat dat ook prima is, ergens gewoon heel lang liggen en langzaam uitdijen. Al klinkt dat als metafoor ook wel een beetje vies, alsof ik belachelijk veel ga eten en dat was ik niet van plan. Hmmm. Nou ja, jullie snappen wel wat ik bedoel.

     

  • Over Deens, pratende vogels en fossielen

    Over Deens, pratende vogels en fossielen

    Als ik zo een beetje nadenk over mijn dagelijkse bezigheden, moet ik tot de conclusie komen dat ik altijd minstens drie gelijktijdige obsessies heb. Die obsessies (of allesverterende interesses, dat klinkt wat minder geschift… toch?) hebben zelden iets met elkaar te maken en ze komen ook altijd uit het niets opzetten. Soms blijven ze wat langer hangen (klassieke muziek, rojalties en wat recenter: koken), maar meestal verdwijnen ze ook weer snel. Mijn hoofd heeft dat blijkbaar nodig, steeds nieuwe dingen uitpluizen. Meestal blijft het heel oppervlakkig en heb ik er nog eens wat aan tijdens een pubquiz, maar soms verbindt het opeens twee eerdere obsessies met elkaar en gaat er een nieuw universum open met NOG MEER mogelijkheden. Het is lastig uit te leggen hoe het precies werkt (ik snap het zelf ook niet zo goed), maar ik heb besloten eens vast te gaan leggen welke rare interesses ik zo door het jaar opduikel. Naast dat het erg amusant is allemaal, is er misschien toch wel een breder thema. Duiding, minse. Als jullie er chocola van kunnen maken, dan hoor ik dat graag. Maar kom niet aan met psychologie van de koude grond, hè. Daar houd ik niet van, dat doe je maar met je moeder of je man of zo.

    Op het moment zijn er drie dingen waar mijn hoofd druk mee is: Deens, pratende vogels en fossielen.
    Zoals ik al zei: veel samenhang is er niet tussen te ontdekken. Dus heb ik er maar een collage van gemaakt, want van mijn oude photoshop-obsessie pluk ik nog elke dag de vruchten. Ik zal even toelichten wat mij op het moment bezighoudt naast de dagelijkse dingen die gewoon moeten gebeuren:

    Deens
    De obsessie met Deens is niet nieuw (die had ik al eerder in 2018) en komt voort uit mijn sowieso bredere interesse in talen.  Als je het kan lullen, dan vind ik het interessant, zeg maar. Dus ga ik af en toe op Memrise om wat woordjes en zinnetjes te oefenen. Of ik lees de social media-berichten van de Deense koninklijke familie, want je kunt obsessies ook heel goed met elkaar combineren als je er zoveel hebt. Ik probeerde laatst een Deense serie waar ik ooit aan begonnen ben (Rita) te kijken zonder ondertiteling, maar dat is nog te hoog gegrepen. Toch moet je het af en toe proberen, want je weet nooit wanneer je het opeens wel snapt. Dat is namelijk het ding met taalobsessies, opeens valt het kwartje. De Deens-obsessie staat daarom wel op de nominatie om langere tijd te blijven, al dan niet met wat tussenpozen in drukke periodes. Wat ik er verder mee probeer te bereiken, weet ik niet zo goed. Ik leer gewoon graag talen en die pas ik dan in in Elise’s Grote Taalsysteem en vooral van dat laatste word ik heel blij. Mocht ik ooit naar Kopenhagen gaan (dat staat wel nog steeds op de planning), dan kan ik nu wel supernuttige dingen zeggen als ‘det her er en nødsituation’ of ‘jeg kan godt lide appelsiner’. Het is namelijk altijd zinnig om mensen te vertellen dat je van sinaasappels houdt als dat helemaal niet zo is. Logica. Joe.

    Pratende vogels
    In de bomen voor mijn woonst huist een zwerm halsbandparkieten. Je kent ze wel, van die felgroene lawaaimakers die je volgens mij in alle grote steden in Nederland ziet. Ik vond ze maar irritant, tot ik op instagram (bron van veel van mijn obsessies) een filmpje zag van iemand die een halsbandparkiet had en hem allemaal zinnetjes had geleerd. Nou, ik was helemaal geïntrigeerd. Ik overwoog zelfs om een parkiet te gaan vangen (hoe dan, Elise… met een netje?) en die tam te maken. Toen ik zat te googlen hoe je eigenlijk een parkiet tam maakt, dacht ik bij mezelf: ‘Komaan… je kunt echt niet zo’n vogel in je miniwoonst hebben, jong. Dat is keizielig!’ Daarnaast is het ook nog maar de vraag of ik de hele dag wil luisteren naar een echo die teksten uitbraakt als ‘watcha doing?’ of ‘peekaboo!’ Dingen als ‘Alles van waarde is weerloos’ zijn natuurlijk weer te moeilijk voor zo’n beestje. Dus tot nu toe bestaat deze obsessie uit het kijken van filmpjes van pratende vogels van allerlei pluimage. Ik vermoed trouwens dat deze obsessie onderhand een aflopende zaak is, want het is een beetje saai omdat iedereen die beesten dezelfde zinnetjes en trucjes leert. Voor mijn non-existente vogel is het maar beter dat dit op z’n laatste benen loopt, want die had anders een betreurenswaardige naam als Parkiet Mondriaan gekregen. Dus nu staar ik dagelijks naar de zwerm voor mijn huis en roep af en toe ‘Alles van waarde is weerloos!’ naar de boom in de hoop dat eentje hetzelfde terugroept. Het gaat verder best goed, hoor. Ik hoor mensen aan het kanaal veel vreemdere dingen roepen dan dichtregels van Lucebert, dus laat mij maar lekker.

    Fossielen
    Ook mijn fossielenobsessie vindt zijn oorsprong op instagram, toen ik opeens een filmpje te zien kreeg van een vent die fossielen zocht op een strand in Engeland. Waarschijnlijk weet het almighty algoritme dat ik graag dingen opraap van het strand, dus op zich was dat wel een goed filmpje voor mij. Maar het ging als snel bergafwaarts: nog geen twee uur later had ik zowat alle accounts van Engelse fossielezoekers bekeken en hun youtube-kanalen uitgepluisd. Vervolgens ging ik uitzoeken of er in Denemarken ook fossielen zijn (ik wilde toch nog naar Kopenhagen, efficiëntie!), bekeek ik tig filmpjes van een fossielen zoekende Texaan met een kano en aanschouwde ik twee anderhalf uur durende documentaires over dinobotten in Canada. Toen was ik plots drie dagen verder en kreeg toen pas het lumineuze idee om eens te kijken of je in Nederland ook fossielen hebt. Je hebt namelijk Bèr de Mosasaurus, dat wist ik nog van Limburgkunde vroeger. Maar na wat nadere inspectie besloot ik dat ik dat Nederlandse fossielengedoe op Bèr na maar zo-zo vond (net als het Deense fossielengedoe) dus nu moet ik naar Engeland. Ik heb al uitgezocht wat een goed jaargetijde is en hoe ik in Lyme Regis kom. Dat ziet er trouwens uit als een heul suf plaatsje aan de Zuid-Engelse kust, dus dat is een prima bejaardenbestemming voor iemand zoals ik, je kunt daar alleen maar over het strand lopen en af en toe komt er een bus naar nog suffere oorden. Ik zie al helemaal voor me dat ik een kaak van een Ichthyosaurus vind en dat ik die aan het plaatselijke museum schenk na een uitputtende duw- en trekactie door het zand van drie uur in de stromende regen. Ik ga dat namelijk echt niet mee terug nemen naar Nederland in de trein. Dat mag waarschijnlijk ook niet en ik heb daar thuis toch geen plaats voor. Ja nee, ik doe nu heel ongenuanceerd en of ik gek ben, maar ik ben stiekem behoorlijk beschaafd en verstandig, hoor.

    Het is trouwens waarschijnlijker dat ik helegaar niks vind daar in Lyme Regis, maar dan ben ik tenminste nog in Londen geweest, want daar ga ik dan ook naartoe om onder andere mijn rojaltie-obsessie bot te vieren en een muzakje te luisteren in de Royale Hal van Albert of zo.

  • Ik heb een vrachtauto

    Ik heb een vrachtauto

    Het zoeken naar nieuw werk gaat over de gehele linie niet echt van een leien dakje. Maar dat is niet erg, het wordt steeds duidelijker wat ik nodig heb om een beetje plezier te hebben in mijn werk en met mijn laatste sollicitaties kom ik daar steeds dichterbij. Nu is het slechts nog een kwestie van het plekje vinden waar de andere minse ook zien dat je mij er echt heel goed bij kunt hebben. Naast dat je me natuurlijk prima voor een communicatieboodschap kunt sturen, heb ik namelijk ook nog een hele vrachtauto aan interessante dingen bij me die je er als werkgever gratis bij krijgt. Ik snap dat dat niet voor iedereen is en dat niet elke organisatie daarop zit te wachten, maar ik zal even uitleggen wat er gebeurt als je mij mijn ding laat doen. Daarvoor gaan we eerst even een heel stuk terug in de tijd, toen ik nog een klein Elisetje was en ik eigenlijk de hele tijd mijn ding deed, want dat is wat kinderen doen.

    Ik was geen doorsnee kind. Ik speelde harp, las de bieb zowat uit, bladerde graag in kunstboeken en wilde eigenlijk van alles wel weten hoe het zat. Ook schreef ik, al voor ik überhaupt wist hoe dat praktisch werkte. Als kleintje deed ik dat in mijn hoofd, waar zich altijd wel een of ander beeld aan mij opdrong. Hele toneelstukken speelde ik in de tuin, waarin ik zelf alle personages uitbeeldde. En dat waren er veel, types als Tolstoj zouden er van verbleken, vermoed ik.
    ‘Oh fijn,’ dacht mijn moeder, als ze mij vanuit de keuken gadesloeg, ‘Mijn kind is gek, ze heeft niet één imaginair vriendje, ze heeft er 40.’
    Maar ze liet me rustig mijn gang gaan en vroeg af en toe belangstellend waar ik mee bezig was.
    ‘Oh,’ zei ik dan, ‘Gewoon. Ik speel een toneelstuk over eekhoorns.’
    En ik huppelde terug naar de schommel, waar ik verder ging met het avontuur van de eekhoornprinses. Toen ik eindelijk leerde schrijven en lezen en drie woorden achter elkaar kon zetten, schreef ik het op. Ik heb de schriften hier nog steeds ergens liggen. Geel zijn ze, van de Hema. Van mijn peettante gekregen toen ik naar groep 3 ging. In eerste instantie om woordjes te oefenen, maar ik bleek wat ambitieuzer dan dat.

    Ook tekende en knutselde ik altijd. Dat kon ik helemaal niet zo goed, maar dat interesseerde me geen bal, want ik had er lol in.
    ‘Kijk!’ zei ik dan op school, terwijl ik een onwillige klasgenoot mijn maaksel onder zijn of haar neus duwde, ‘Mooi hè?’
    ‘Ik vind dat zo gek,’ zei D., die achter me zat, ‘Jij vindt altijd alles van jezelf goed.’
    Ik keek haar verstoord aan en vroeg me af waarom je dat in godsnaam niet zou vinden, maar ik zei niks. Ik had namelijk toen al door dat ik dingen misschien iets anders bekeek dan andere mensen. Maar ik maakte er geen tekening minder om, hoor. Ik begrijp tot op de dag van vandaag niet (toen kon ik dat nog niet zo scherp formuleren) waarom mensen überhaupt ’s ochtends hun bed uitkomen om dingen te doen waar ze niet minstens een beetje in geloven of plezier aan beleven en daarom is die opmerking van D. me altijd bijgebleven. Jaren geleden trof ik haar eens op facebook, onder een postje van een gezamenlijke oud-klasgenote, die mij in een oude communiefoto getagd had.
    ‘Wie is die Elise dan?’ wilde zij weten.
    ‘Dat rare kind dat altijd alles van zichzelf goed vond,’ zei ik.
    Ja sorry, dat vind ik echt om te lachen, zoiets.

    In mijn familie was er ook altijd muziek. Op het moment is dat het minst zichtbare deel van wat ik doe, maar het is wel het ding waar ik eigenlijk het beste in ben en waar ik ook het meeste uithaal voor mezelf. Maar muziek als carrière is iets voor superspecialisten en toen ik eindexamen deed én ook heel veel uren aan mijn harp besteedde, realiseerde ik me (onbewust?) dat ik geen superspecialist ben, dus ik besloot om niet naar het conservatorium te gaan. Ik wil namelijk veel dingen doen en weten, ik vind het leuk om nieuwe dingen te leren en ik ben chronisch nieuwsgierig. Naar alles. Vreemd genoeg zag ik met die wetenschap in mijn achterhoofd dat harp studeren niet ging werken, maar meldde ik me wel aan voor een andere studie voor superspecialisten: tandheelkunde. Was het een vlaag van verstandsverbijstering? Ik weet het niet, maar ik deed het omdat ik het kon. Misschien juist wel omdat ik chronisch nieuwsgierig ben. Het was de eerste keer dat ik op een harde manier leerde dat iets kunnen niet altijd betekent dat je het ook de rest van je leven moet doen of dat je er geld mee moet verdienen. Een proces dat ik, meestal niet al te zichtbaar voor de buitenwereld, in de daarop volgende jaren nog wel vaker heb doorlopen.

    In die nogal diffuse periode (ik studeerde Nederlands, woonde een paar maanden in Parijs en werkte op een gegeven moment ook al) raakte ik regelmatig verstrikt in allerlei zaken die ik toen nog als bijzaken zag. Ik vroeg me wel eens af wat er eigenlijk mis was met mij. Dat ik nooit mijn hoofd bij één ding kon houden. Dat toch altijd dat moeilijke stuk voor de harp om de hoek loerde. Of dat ik boeken in het Frans ging lezen, wat helemaal niet hoefde… maar ik deed het toch: want ik kon het, daar was de oude valkuil weer. En toen werkte ik toch opeens weer in de medische wereld, maar nu als communicatiemevrouw. In mijn vrije tijd maakte ik nog steeds dingen en schreef ik aan verschillende blogs, gewoon omdat het voor mij onmogelijk is dat niet te doen. Maar het verlamde me vaak ook. Omdat ik zoveel dingen tegelijkertijd wilde doen dat ik er geen lijn meer in zag. Maar één ding wist ik wel altijd, ondanks de vaak wat sceptische reacties uit mijn omgeving: ik heb wel meerdere dingen nodig, anders sterf ik van verveling.

    Nu, na bijna een jaar van best wel heftige introspectie weet ik dat ik al die verschillende dingen niet alleen nodig heb, maar dat dat ook is wat ik ben: een Mevrouw van Veul Dingen. En er kan altijd nog wel wat bij, want ik heb dit afgelopen jaar ook gebruikt om mezelf te leren plannen en dat gaat echt heel goed. Met een blij gemoed bouw ik mijn dag op uit verschillende taken, van noodzakelijke kwaden tot creatieve dingen. Wat mij daarbij enorm helpt, is dat ik perfectionisme stom vind, want het belemmert mensen vaak om coole dingen te doen. En als je veel dingen wil doen, kan perfectionisme ook niet, dus dat mes snijdt aan twee kanten. Het is een beetje raar maar ook wel fijn dat ik voor het eerst in mijn 42-jarige bestaan controle over mijn dag heb. En nu dat lukt, heb ik ontdekt dat ik op mijn best ben, wanneer ik interesses of vaardigheden kan combineren. Als sommige dingen die ik in mijn vrachtauto heb slingeren samen komen, zeg maar. Daar ontstaan nieuwe verhalen, beelden, concepten en invalshoeken. En dat is wat ik doe, ik moet er alleen nog een functietitel voor verzinnen.

    Naast dit alles kun je me natuurlijk ook gewoon voor een communicatieboodschap sturen als dat is wat je zoekt, ik heb genoeg oud-collega’s die dat zullen bevestigen. Maar stel je de mogelijkheden eens voor als die vrachtauto op zijn kant gaat, de deuren open gaan en daar iets nieuws naar buiten komt gekropen dat je aanstaart met blije pretoogjes. Nou dan.

    (Naschrift: Het beeld lijkt niet echt relevant bij dit verhaal, maar dat is het wel. Het is namelijk zo’n typisch product van mijn hoofd, dat eigenlijk eerst iets anders van plan was, maar toen ontdekte dat deze drie portretten met wat draaien en schalen vrij probleemloos op elkaar gemonteerd konden worden. En toen was er een thema met een schelp en een parel en dacht mijn hoofd: wat cool man… het klopt gewoon weer helemaal. Het is net koken. Je gooit wat spul uit de vrachtwagen bij elkaar en dan heb je iets dat nog wel op de ingrediënten lijkt, maar toch onmiskenbaar anders is…)

  • Een maandje tekenen

    Een maandje tekenen

    Hoera! Mijn tekenmaand is voorbij! Dat klinkt misschien alsof ik het niet leuk vond om te doen, maar dat is niet zo. Ik vond het geweldig! De grootste winst van mezelf een maandje op zoiets storten, is dat ik ontdekt heb dat ik het met zorgvuldige planning best vol kan houden. En ik blijk minder gevoelig voor wat anderen doen dan ik dacht. Meestal kreeg ik zelf wel een idee bij het te tekenen woord van de dag (wat niet zo gek is, gezien de constante film in mijn hoofd… beeld heb ik altijd wel), maar zelfs als ik even opzocht wat anderen hadden gemaakt, dan dacht ik: ‘Ja, leuk. Dat is technisch veel beter dan wat ik kan, maar dat boeit me geen lor, want ik heb lol.’ En dat laatste was ook echt zo. Ik wil dit dus vaker gaan doen, maar in welke vorm weet ik niet zo goed. Ik ben op het moment een beetje gaar van alles, dus ik neem even rust om het te laten bezinken.

    De eerste dagen rommelde ik wat met mijn pen, ik vond ‘m te grof. Ik tekende mijn afbeeldingen namelijk in een een klein Moleskine-schetsboekje, dus ik had en wat fijner pennetje nodig. Waarmee ik wat meer kon priegelen, want ik houd stiekem ook wel van priegelen. Dus gooide ik mijn twee doe-het-zelf-kisten ondersteboven op mijn bed. En daar vond ik een fijnere kroontjespen, ik wist dat ik er nog eentje had ergens. Joechei! Vorig weekend in Maastricht kocht ik meteen twee nieuwe, want ik denk dat ik deze pennetjes sowieso prettiger vind. Ook voor groter werk. Net zoals bij de National Novel Writing Month, besloot ik niet te academisch te gaan doen over de dingen die ik zou gaan maken. Iets op papier zetten mocht maximaal twee uur duren, meer tijd ging ik er niet aan besteden. Gelukkig is me dat bij elk van deze tekeningen ruimschoots gelukt, alleen de tekening van de huisjes met de zwarte achtergrond duurde eeuwig. Ik heb namelijk ook nog andere dingen te doen in het leven, zoals jullie inmiddels wel weten.

    Hieronder vind je alle illustraties die ik vorige maand gemaakt heb. Ik vind de meeste echt wel geinig, maar ik ben het blijst met de dodo en het mannetje dat klem zit in de opening van het riool.  De dodo omdat het me gelukt is ‘m min of meer fluffy te maken en het mannetje omdat ie grappig is en ik hou gewoon heel erg van grappig.

  • Inktober in mei

    Inktober in mei

    Op de Puttyverse hebben we deze maand een evenement dat de geniale naam ‘Yes You May’ heeft. Dit evenement houdt in dat je in de maand mei eens lekker ongegeneerd aan een nieuw project mag werken. Of met een stokje in een oud, ingeslapen project porren. Zo van: ‘Hee psssst, word eens wakker… er is werk aan de winkel!’
    Nu moet ik zeggen dat het kiezen van een project voor iemand zoals ik best wel lastig is, want ik heb een soort oneindige lijst met nieuwe en oude projecten waar ik nog wat mee moet van mezelf. Zo wil ik altijd wel verder gaan met Deens, misschien zelfs wel Koreaans leren, een Nefertiti-kostuum ontwerpen en in elkaar zetten, de Rougon-Macquart van Zola in het Frans lezen of een Chinees Nieuwjaarsdiner koken. Of ik wel eens gek van mezelf word? Nou, inmiddels niet meer echt, want ik heb gewoon geaccepteerd dat ik zo ben. Nu de rest van de wereld nog en dan hebben we het er nooit meer over. Ja nee. Makkelijk zat.

    Toen ik zo een beetje alle projecten onder elkaar zat te zetten (de bovenstaande zijn wel de meest prangende) kwam ik nog iets anders tegen op de harde schijf van mijn computer. Een aanzet die ik ooit deed om mee te doen aan inktober, een maand lang elke dag een tekening maken over een van te voren vastgesteld onderwerp. Het probleem met inktober is alleen dat de maand daarna de NaNoWriMo plaatsvindt en dat is echt een jaarlijkse klassieker hier. Ik vind het altijd wel lekker om die 50.000 woorden in een maand te schrijven, dan weet ik tenminste zeker dat ik een keer per jaar gewoon wat in het wilde weg schrijf, want dat constant en gedisciplineerd elke dag doen, dat is niks voor mij. Dat vind ik te saai en trouwens, daar heb ik geen tijd voor, want: Nefertiti-kostuum, Deens, Aziatische kooktoestanden allerlei boeken enzovoort enzovoort. En dan heb ik het nog niet eens over werk, want dat moet ik er ook allemaal maar omheen plannen, hè. Je snapt dan waarschijnlijk ook wel dat ik best zenuwachtig word van twee van die megaprojecten vlak na elkaar. Dus dat met inktober, dat komt nooit echt van de grond. Dan kijk ik eind september eens naar die onderwerpen en zie meteen allerlei beelden voor mijn geestesoog opdoemen, maar vervolgens ontbreekt het me toch een beetje aan moed om te beginnen. Ook omdat ik na 8 of 9 edities van de NaNoWriMo weet wat voor een waanzinstoestand me in november vanuit de diepten aanstaart. Die 50.000 woorden schrijf ik alleen maar elk jaar omdat ik inmiddels weet hoe ik dat moet doen, maar dan is het nog steeds echt stevig doorwerken en dan ben je blij dat je in december een beetje gaar naar je kerstboom mag staren.

    En daarom heb ik nu besloten om gewoon inktober in mei te gaan doen. Wat kan mij het ook verrekken. Misschien dat ik nu de inktober-pliesie in mijn nek krijg, maar dat is dan maar zo. De omstandigheden zijn namelijk ideaal: ik ben niet aan het werk en hoewel ik best druk ben met brieven, gesprekken en andere toestanden van werkzoekaard, heb ik meer dan genoeg tijd over. En nu is er ook nog zo maar opeens een ‘Yes you May’- evenement, waar mensen mee zitten te kijken met je project, dus dit is een teken van het universum om het nu maar een keer te gaan doen. Er is namelijk niks dat bij mij zo goed werkt als meekijkende mensen. Of een keiharde, ogenschijnlijk onhaalbare deadline, het liefst een combinatie van die twee. Dus. Hophop. Ik ben even een potje tekenen deze maand. Waarbij ik trouwens niet ga kijken wat andere mensen afgelopen oktober gemaakt hebben, want daar word ik alleen maar chagrijnig van. Dit is gewoon om te oefenen en voor de leuk. Ik zal af en toe wat op instagram zetten, dan blijven jullie ook via die route op de hoogte van mijn superbelangrijke bezigheden.

  • Lekker kliederen

    Lekker kliederen

    Het afgelopen half jaar was een interessante zoektocht. Als ik nu terugkijk (en wat oudere postjes op deze website lees) dan merk ik dat ik eigenlijk niet zo goed wist wat ik zocht of wat ik moest ontdekken. Maar de afgelopen paar weken heb ik door allerlei (sollicitatie)gesprekken ontdekt welk ding ik uit moet vogelen. En dat is de positie van creativiteit in mijn leven. Ja nou, het is me wat. Moeilijk moeilijk. Want dat blijkt serieus nog best wel ingewikkeld. Toen ik aan mijn zoektocht begon, dacht ik: ik moet een creatief beroep gaan doen, dan zijn al mijn ‘problemen’ opgelost. Maar toen ik met wat creatieven sprak, kwam ik er al snel achter dat dit echt niks voor mij is. Iets maken in opdracht van anderen, hahaha. Gank eweg, jong. Ja nee, het is wat het is. Ik ga gewoon niet zo goed op ‘in opdracht’, in wat voor een hoedanigheid dan ook. Dat wist ik natuurlijk eigenlijk al, maar dat werd me pas echt duidelijk toen ik echte mensen hoorden praten over hun baan/bezigheid/bedrijf en elke vezel in mijn lijf gilde: GADVERDAMME NEEN!

    Maar wat moet ik dan met mijn creativiteit? Want ik maak toch wel dingen, linksom of rechtsom. Voor mij is dat net zoiets als ademen. Ik kan me gewoon niet voorstellen dat ik niks teken, photoshop, schrijf, kook, in elkaar zet of speel. Maar ik had werkelijk waar geen idee welke kant het op zou gaan in deze zoektocht, dus af en toe postte ik wat op dit blog. Gewoon om aan de gang te blijven en de creatieve spier een beetje te trainen, want die was de afgelopen jaren een beetje in slaap gesukkeld. Dat laatste is namelijk een risico als je een gewone baan doet, die moet ook aan een aantal eisen voldoen om niet alle energie uit je te slurpen. En tja, toen kwam na een boel gepraat en gesolliciteer de aap uit de mouw: ik wil best creatieve dingen doen, maar ik wil ook gewoon de huur kunnen betalen. En die is niet gering als je dat in je eentje moet doen in de stad, kan ik je vertellen. Dus besloot ik de baan te scheiden van de creativiteit. Wat trouwens niet wil zeggen dat er in de baan niks creatiefs kan zitten, maar het hoeft niet helemaal van die kant te komen.

    De uitdaging zit ‘m dus in lekker werken én de creativiteit gaande houden (ik wil het gewoon allemaal, ik ben graag bezig, geloof ik). Om dit te kunnen bewerkstelligen, heb je interessante zaken als rust, discipline, regelmaat en planningen nodig. En dat zijn nou net de dingen waar ik van nature niet zo goed in ben. Dus een beetje knarsetandend maakte ik begin februari een excel-bestand waarin ik mijn bezigheden ging plannen, bijhouden, monitoren en waar nodig bijsturen. Ik grapte een beetje op Twitter wat er zou gebeuren als iemand de planning over honderd jaar opgraaft en dan bedenkt hoe mooi het allemaal had kunnen zijn als de maakster er een beetje aanleg voor had gehad. Maar verdomd… het wonder van Utrecht is geschied: de planning werkt. Ik tik niet altijd alle taakjes netjes af, maar 80% van de tijd blijkt dat geen enkel probleem. Ik benader het gewoon als een of ander spelletje. Gefeliciteerd mevrouw, vandaag heeft u de high score van de dag bereikt, u heeft al uw zever voltooid. Hoera!

    Ik ben echter nog niet uitgeworsteld met de rol van de creativiteit. Ik wil niet dat dit blog en de projecten die ik daarvoor bedenk de seizoenen dicteren. Ik schreef er al over in mijn laatste blogje en uit het niets dook er een draadje op in het forum over creativiteit, verwachtingen, publiek en de rol van social media hierin (een blogje op zich, dat komt nog wel een keer). Toen dacht ik bij mezelf dat dit precies de reden is waarom ik ooit gestopt ben met bloggen. Als het te goed loopt, krijg ik opeens last van verwachtingen van lezers (en misschien nog meer van mijn eigen verwachtingen, want die zijn alleen maar torenhoog of zo) en dan droogt de vijver compleet op. Als ik eerlijk ben, voel ik dat bij dit blog (en alle social media-activiteiten eromheen) ook al een beetje, ook al leest er geen hond. Dus dat gaan we eens even een halt toe roepen. Een paar dagen geleden haalde ik mijn aquarelverf tevoorschijn en ging eens even duchtig zitten verven. En nu denken jullie vast : ‘Maar Elise, wat dan? WAT DAN?!’
    Helaas gaan jullie dit nooit te weten komen, want ik heb besloten dat ik niet alles meer hier ga delen. Of op social media. Ik wil gewoon eens lekker los te komen van iedereen en z’n moeder. Lekker kliederen, jong. En dan vindt die creativiteit zijn rol vanzelf wel, ik weet het zeker.

  • De rollende steen

    De rollende steen

    Vanaf begin november tot eind december had ik nogal wat ideeën voor deze website. Verhaaltjes over plekken die ik had bezocht, een collage links, een recept rechts… ik kwam de tijd wel door. Daarna droogde het een beetje op. Ik heb dat soms, dan weet ik gewoon niks meer… ideeën komen bij mij in vlagen. Soms heb ik er zoveel tegelijk dat ik twee nachten amper slaap van het circus in mijn hoofd (ik schrijf dan alles op en werk het gestaag uit), vervolgens gebeurt er twee weken helemaal niks. In zo’n periode zit ik nu even. Ik maakte nog een verslag van mijn bezoek aan Aken en draaide een Berlino ineen, maar ik zat die dingen een beetje voor me uit te schuiven, omdat daarna mijn ideeën op zouden zijn en er nog een stuk januari over was. Natuurlijk kan ik nog driehonderd blogjes schrijven over muzakjes of de overige 104 Berlino’s in elkaar draaien, maar ik probeer dus heel erg hard om geen lopende band-werk te maken van dit blog, want dan krijg ik er zo’n hekel aan dat ik helemaal niks meer maak. Ik ken mezelf na 42 jaar best wel goed, namelijk. Gemak dient de mens, maar gemak dient Elise niet.

    Ik zoek al een tijdje naar een oplossing voor het feit dat gemak mij niet dient. Ik heb namelijk constant het gevoel dat ik een enorme steen tegen een helling op aan het duwen ben. Alles is al heel lang een constante ergernis. Omdat niks hier ooit makkelijk gaat.  Maar, let op! Hier komt de disclaimer: als het wel makkelijk gaat, word ik ook pissig. In een normale wereld (lees: pre-corona) sloeg ik altijd op de vlucht voor dit dilemma. Tripje hier, pubquizje daar, etentje links, borreltje rechts en oh ja… werk… ja nee man, zo druk! Vervolgens had ik heel veel dingen gedaan, maar tegelijkertijd helemaal niks wat ik echt wilde doen. Mijn bezigheden waren niet moeilijk, maar ze waren ook niet makkelijk… het was gewoon bezigheidstherapie. Dat wil ik niet meer. Ik wil dingen doen omdat ik ze wil doen, niet omdat het een gewoonte is… of erger nog: omdat ik denk dat het moet. Groei zit aan de randen van wat comfortabel is en dus moet ik die opzoeken. Toch dingen maken, terwijl ik niks weet of het echt hemeltergend slecht vind. Toch een boek lezen, ondanks dat ik dat al jaren niet meer gedaan heb. Toch weer naar de Amazing Oriental fietsen voor weer een maaltijd die ik nog nooit eerder maakte. Toch een uur gaan lopen, terwijl ik me eigenlijk veel liever zit te ergeren aan mezelf achter mijn computer. Dat soort dingen.

    Wat mij de laatste paar weken enorm heeft geholpen daarbij, is een forum waar ik lid van ben geworden. Ik was er al eens eerder in 2014, maar toen was het nog te vroeg. Ik moest eerst een paar dingen leren over mezelf, zullen we maar zeggen. Dat ik zelf die kaders kan bepalen, bijvoorbeeld. En dat die kaders best af mogen wijken van de Nederlandse hokjes, maar dat dat dus wel een grote steen is die je constant tegen de helling op moet duwen. Omdat ik de maatschappij niet kan veranderen, maar alleen maar kan veranderen hoe ik zelf met die maatschappij omga. En dat, lieve minse, is een proces dat nooit stopt, want er is nogal wat mis met de maatschappij.  Lange adem is daarbij het toverwoord, alleen heb ik dat van nature niet echt. Dus zoek ik manieren. Zo’n forum blijkt voor mij goed te werken, omdat daar meer mensen zitten die constant tegen een steen aanduwen, vaak in andere contexten zelf. Daar af en toe over praten, is voor mij zinvoller dan het ultra-Nederlandse advies: ‘Oh, wil je dat? Nou ja, dan moet je dat gewoon doen. Of zo.’

    Op dit moment heb ik vooral baat bij de hele concrete dingen, zoals concentratie-zoom calls. Je logt in, vertelt de anderen wat je gaat doen, je gaat vijftig minuten daarmee aan de slag en je komt daarna terug om te zeggen wat je gedaan hebt en waar je tegenaan loopt. Dat herhaalt zich dan een keer of twee, al naar gelang waar de deelnemers behoefte aan hebben. Het werkt voor mij echt als een tierelier, omdat ik weet dat die mensen aan de andere kant met dezelfde shit lopen te worstelen en vreemde ogen dwingen, of zo. Ik schreef tijdens deze calls al verschillende sollicitatiebrieven, kookte Koreaans en Thais voer, poetste mijn toko, tijpte blogposts, las honderden pagina’s en kleurde en gutste er vrolijk op los. Ik word er efficiënter van en in tegenstelling tot de ga-dat-nou-maar-gewoon-doen-types, heb ik het gevoel dat deze mensen het oprecht leuk vinden wat je doet en het je gunnen als iets lukt.

    ‘Jongens, ik heb al dagen een writer’s block,’ zei ik eerder deze week, ‘Er komt niks!’
    ‘Tuurlijk wel. Typ iets, al is het onzin,’ zei een van hen, ‘Er ontstaat vanzelf wel een verhaal.’
    En kijk, daar zijn we dan. We houden nu al een paar weken de steen rollend, het is echt behoorlijk revolutionair. Misschien komt er binnenkort zelfs wel een vlak stuk, of zo. Jottum.

  • Een boom vol verhalen

    Een boom vol verhalen

    Eigenlijk had ik dit blogje op tweede kerstdag live willen laten gaan, maar jullie weten vast wel hoe dat gaat met de kerstdagen. Eerst ben je druk met eten en daarna ben je in een voedselcoma. Uit die laatste begin ik langzaam te ontwaken, dus tik ik vandaag nog maar dit kerstige blogje. Waar ik nog flink aan heb zitten tekenen, kleuren en fotosjoppen voor ik afzakte naar het diepe zuiden om daar Stille Nacht te zingen bij de kerststal en de Weihnachtsbaum van mijn ouders.

    Ik liet mijn eigen boom in Utrecht achter. Met al z’n gekke ballen en al z’n gekke verhalen. Heel vroeger, toen ik nog geen boom had en besloot er een te gaan nemen op mijn studentenkamertje, vroeg ik aan de oma een paar kerstballen voor Sinterklaas. Het liefst in wit en zilver, want dat leek mij wel wat. Stijlvol jong. Nou, dat hield ik twee jaar vol. Daarna kocht ik ook blauwe ballen. En niet snel daarna ook roze. En rode. En gouden. En daarna de rest. Ik ben gewoon niet zo’n minimalistisch persoon.

    Ergens eind 2008, begin 2009 ontstond het plan voor de boom die ik nu heb. Ik was namelijk op vakantie in Oostenrijk met mijn ouders en oma en we huurden een vakantiewoning van vrienden van mijn oom en tante. Zoals dat in Oostenrijk vaker het geval is, wonen daar meerdere generaties in één huis en daarom gingen we ook bij de oma des huizes op bezoek, die de bovenste verdieping van het huis bewoonde. En die had een vrij briljante Weihnachtsbaum. Hij hing namelijk helemaal vol met ballen van overal en nergens, want de Oostenrijkse oma bleek een ware wereldreizigster en bracht altijd iets mee voor in haar boom. Sindsdien koop ik ook overal waar ik kom kerstballen, wat soms best een zoektocht is. Of brengen mensen dingen voor in mijn boom mee van hun reizen, want ik kom natuurlijk alleen maar in Duitsland.

    Hieronder zien jullie een vijftal ballen, die ik nagetekend heb. Was nog best een gedoetje, dus ik verwacht een welgemeend ‘Nou, poe poe’. Bij iedere bal vertel ik een verhaaltje en we beginnen linksboven met het houten gevalletje. Van daaruit gaan we met de klok mee.

     

    Houten ster uit Aken
    Ik kom al mijn hele leven op Duitse kerstmarkten. Dat dit nu allemaal wat ingewikkelder is, vind ik dan ook niet zo lollig. Kerst is voor mij een Duits verschijnsel en nu ik mijn kerstmarkt mis (met name die van Aken, dat is mijn oerkerstmarkt) vind ik het toch allemaal een tandje minder. Maar goed, veel wat in mijn boom hangt, komt uit Aken. Zo ook deze houten ster met een silhouet van de Dom van Aken erin, mijn favoriete kerk. Ik heb een zelfde houten ster met de Dom van Keulen en een paar jaar geleden kwam vriendin A. aanzetten met het Rathaus van Aken. Uit dezelfde serie, zonder dat ze het wist. Ik ben altijd op zoek naar meer houten sterren uit deze serie, maar ik denk dat het iets van Nordrhein-Westfalen is, want in Hamburg en Berlijn heb ik me rot gezocht en niks vergelijkbaars gevonden. En de laatste keer in Düsseldorf heb ik niet goed opgelet.

    Elefanten
    Iedereen die als kind Duitse tv keek (hallo grensgebied) kent Die Sendung mit der Maus wel. En daarin heb je deze Elefanten, die ik echt te schattig vind. Ik kocht hem in Berlijn op de kerstmarkt bij de Gedächtniskirche. In het huisje van Käthe Wohlfahrt. Op elke Duitse kerstmarkt vind je dit huisje en het hangt en staat vol met de briljantste kerstballen, Weihnachtspyramiden en andere Duitse kerstmeuk. Wel veel geld meenemen, want Käthe is niet goedkoop. Ik had mij voor corona voorgenomen om ook de Maus te gaan kopen, maar ja… hoe dat allemaal afliep dat weten jullie ook. Dus nu hoop ik maar dat Käthe de Maus nog even in het assortiment houdt. Ze heeft ook winkels die het hele jaar open zijn (onder andere in Berlijn en Rüdisheim) dus misschien dat ik daar door het jaar nog eens naar binnen ga lopen.

    Aartslellike bal
    Toen de oma ging hemelen, werden haar spullen verdeeld over de kinderen en kleinkinderen. Ik wilde de kerstballen wel hebben, want ik was toen al jaren afgestapt van het idee dat mijn boom zilverkleurig moest zijn. Alsof ik het wist. Dat ik ooit de bonte verzameling ouwe meuk van de oma ging overnemen. Mijn oma mopperde altijd over haar kerstballen.
    ‘Wat een lelijke ouwe ballen,’ zei ze dan.
    Deze bal was mijn favoriet. Viezig bruin-oranje van kleur met daar omheen een crèmekleurig draadje in de vorm van een ster. Ik denk dat het draadje ooit wit was, maar dat is inmiddels al niet meer het geval, want die bal komt uit de jaren 50 of zo. Wat ooit de bovenkant was, is al een eeuwigheid de bovenkant niet meer, het kroontje is  afgebroken en de oma heeft een haakje vastgemaakt aan het stervormige draadje eromheen. Aan de zijkant zit een ster van goudkleurig karton. Die aan de bal vast is gemaakt met een ijzerdraadje. Het is curieus, zullen we maar zeggen.

    Vogeltje uit Portugal
    Ik schreef laatst over het huwelijk van Willem-Alexander en Máxima en dat ik een dvd van het huwelijk kreeg van T. uit Portugal. De dvd kwam toentertijd niet alleen, T. stuurde mij een hele doos met spullen en hapjes uit Portugal. Daar zat ook dit rode vogeltje voor de kerstboom in. Het was heel anders dan onze Nederlandse en Duitse vogeltjes met hun pluimstaarten, dus ik was er bijzonder mee in mijn nopjes. Waar T. nu is, weet ik trouwens niet. Ze werd ooit heel boos tijdens een rojaltiediscussie en daarna heeft niemand meer wat van haar vernomen. Ik ben iemand die online-dingen nooit al te serieus neemt (vooral als het om rojalties gaat), dus ik vond het allemaal wat al te dramatisch, maar ja. Desondanks moet ik nog altijd aan T. denken als ik het vogeltje zie. Het is toch wat, zo’n boom.

    Bal met kaarsvet
    Een andere bal uit de nalatenschap van de oma (die verder bestaat uit een kettinkje, een kruisbeeld en een Maria voor aan de muur) is deze klassieke zilverkleurige bal. Op zich geen heel bijzonder stuk (daar is hij te stijlvol voor), maar als je ‘m van dichtbij bekijkt, dan zit er nog kaarsenvet op uit de tijd dat opa en oma nog echte kaarsjes in hun boom hadden.
    ‘Was dat niet gevaarlijk?’ wilde ik als kind weten.
    ‘Er stond permanent een emmer water naast,’ zei de oma droog, ‘Die mieterden we er gewoon overheen als het mis ging.’
    Ik denk absoluut niet dat alles vroeger beter was, hoor. Maar spannender was het zeker.

  • 42 and counting…

    42 and counting…

    Vandaag word ik 42. Ik vind daar eigenlijk weinig van. Ik ben namelijk een fervent aanhanger van wat de oma ooit tegen mij zei toen ik zat te klagen dat ik ouder werd: ‘Gewoon doorademen, dan word je zelfs nog ouder. Kijk maar naar mij.’

    Ik merk er verder ook niet zoveel van, want ik was altijd al zo stijf als een plank (ik kon de grond voor me al niet meer aanraken toen ik zes was, of zo) en ik heb me nooit heel veel aangetrokken van andere mensen (je hoort mensen altijd zeggen dat ze meer schijt krijgen aan dingen en meningen… maar dat had ik eigenlijk altijd al), dus wat dat laatste betreft kan ik nou niet bepaald zeggen dat er sprake is van een leercurve. Aan die stijfheid zou ik natuurlijk wel wat kunnen doen, maar aangezien ik niet weet hoe het is om soepel en atletisch te zijn, heb ik daar gewoon niet zo’n last van. Desondanks zijn er toch allerlei praktische dingen die je leert als je ouder wordt en die je dan met je meesleept voor de rest van je leven. Zo leerde ik in mijn 42ste levensjaar onder andere deze dingen:

    • Schimmelreiniger werkt echt, ik dacht altijd dat dat een hoax was.
    • Elke dag afwassen is slimmer dan om de zoveel dagen.
    • Indiase curry’s maken is ingewikkeld en dus interessant.
    • In een ziekenhuis werken is niks voor mij.
    • Gochujang is goed spul.
    • Je moet altijd even checken of de afvoerslang van de wasmachine ook echt in de afvoer zit voor je hem aanzet.
    • Leeuwarden is een van de leukste steden van Nederland.
    • Ik verveel me werkelijk nooit, ik heb niet zoveel externe prikkels nodig.
    • Mijn Duits is beter dan ik dacht.

    Het is misschien allemaal weinig wereldschokkend, maar toch zitten er wel een aantal dingen bij die me weer op weg helpen op nieuwe paden. Of me helpen om oude paden niet opnieuw in te slaan (hallo afwas, hallo ziekenhuis). Kortom: mijn 42ste levensjaar was best een prima levensjaar. Er zijn de laatste tien jaar namelijk best wel wat jaren geweest dat ik een beetje langs mezelf heen leefde, maar dit jaar was niet zo’n jaar. Je mag dat misschien allemaal niet vinden met al die corona-ellende, maar ik ben de rust echt gaan waarderen. Als je van nature namelijk niet zo rustig bent, dan is het soms wel eens goed om naar binnen te kijken en je af te vragen: wat ben je in godsnaam allemaal aan het doen, vrouwmens?

    Nou, op naar de 43. Ik ben nu al benieuwd wat ik in het komende jaar allemaal ga leren. Misschien ga ik wel speerwerpen. Of ontwikkel ik spontaan een skin care routine. Je weet het niet, hè. Spannend man.

  • Taal is niet mijn materiaal

    Taal is niet mijn materiaal

    In november schreef ik weer eens 50.000 woorden voor de National Novel Writing Month. Aan een verhaal, een roman wil ik dat niet noemen. En nee, dat is geen valse bescheidenheid. Je moet namelijk weten waar je kracht ligt in dit leven, dat maakt de hele janboel een stuk overzichtelijker. Je zal mij namelijk niet snel horen zeggen dat ik niet kan schrijven. Ik ben alleen geen dikke boeken-schrijver. Ik ben een grappige stukjes-schrijver. Of een dialoogschrijver, dat kan ik ook best goed. Mijn personages praten altijd. Ik praat ook altijd. Je moet schrijven over dat wat je kent, zeggen ze. Soms probeer ik wel een beetje de omgeving te beschrijven. Of iemands gevoel (huuu gevoel), maar dat komt nooit echt lekker van de grond. Het ligt me niet en ik word er chagrijnig van.

    Toen ik twee weken geleden in de bioscoop zat en naar The French Dispatch van Wes Anderson zat te kijken, realiseerde ik me opeens waar ik steeds tegenaan loop als ik ergens aan zit te tikken. In mijn hoofd zit namelijk een soort Wes Anderson-achtig decor. Het hotel is roze en het café is geel, zullen we maar zeggen. De sfeer is heel uitgesproken. En tegen die achtergrond zitten rare, een beetje sociaal gemankeerde mensen te praten. Al ouwehoerend slaan ze zich door het leven, in dat opzicht herken ik die types wel. Sommige personages praten veel en zeggen weinig. Andere praten weinig en zeggen veel. Maar toch zijn er ook altijd veel olifanten in kamers en net als in het echte leven draait het vaak om de olifanten. En daar in de bioscoop, in de nadagen van mijn negende editie van de National Novel Writing Month sloeg het opeens in als een bom: taal is helemaal mijn materiaal niet, ook al ben ik er best handig mee. Het blijft toch een soort rotzooierig kleien met een goedje waar ik eigenlijk niet echt grip op krijg, het is te fijnmazig voor de van-dik-hout-zaagt-men-planken-aanpak van ondergetekende. En dat wat ik in mijn hoofd zie, krijg ik er gewoon niet goed mee voor het voetlicht. Ik blijf maar friemelen en prutsen totdat het allemaal helemaal nergens meer op slaat en ik zin heb om naar buiten te gaan en vervaarlijk met een hakbijl naar voorbijgangers te zwaaien. Gelukkig voor de mensheid heb ik geen hakbijl.

    Als ik iets wil maken, dan moet het dus direct met beeld en het liefst niet te pietepeuterig, want dat haat ik.
    Kan ik dat? Kan dat überhaupt in deze maatschappij waar de perfectionisten over elkaar heen buitelen? Geen idee. Ik denk het eigenlijk wel, als ik het maar op mijn manier doe.
    Hoe ziet dat er dan uit? Is het een film? Is het een schilderij? Of ga ik in een stuk steen hakken of een pot bakken? Weet ik veel, daar kom ik vanzelf wel achter als ik dingen voor deze site blijf maken, want dat heb ik voor het eerst sinds jaren weer op de rit en dat brengt veel vrolijkheid. En we gingen dingen niet te groot maken, weten jullie nog?
    Dat brengt me meteen op de volgende vraag, want die dringt zich toch altijd op. Moet het maken van dit nog niet helemaal gedefinieerde beeld/geval/toestandje mijn beroep zijn? Van de week zei iemand tegen me dat je niet alles om hoeft te zetten in geld. Daar zit ik nu een beetje op te kauwen, want diep van binnen vind ik dat eigenlijk ook.

    Maar hoe past het schrijven hier dan in, Elisabeth? Ik zie het vraagteken boven jullie hoofden wel. Nou ja, dat zal ik altijd blijven doen. Ik ben namelijk wel een grappige stukjes-schrijver. En een dialogen-schrijver. Voor dat laatste heb ik dus die fijne National Novel Writing Month. Daar kan ik helemaal mijn hart ophalen aan het schrijven van baarlijke nonsens en nietszeggende prietpraat, want je hebt geen tijd om dingen te herschrijven als je er in 30 dagen 50.000 woorden uit moet rammen. En dus schrijf ik wat het makkelijkste komt: de dialogen uit de film in mijn hoofd. Het vluchtige. Dat wat het eerste verdwijnt als het beeld verschijnt. Ik haal die 50.000 woorden dus ook altijd makkelijk, daar is echt geen kunst aan. Zou ik 50.000 woorden moeten schrijven zonder dialogen erin? Dan zou ik binnen twee dagen tierend en vloekend en jankend mijn computer uit het raam mieteren.

    Het zit namelijk zo. Als ik naar de koelkast loop en de gochujang van het bovenste plankje pak, dan begint er ook geen stem te praten, die dingen zegt als: ‘Sinds een paar weken was Elise helemaal geobsedeerd door Koreaans voedsel. Vreemd genoeg kwam deze aan totale waanzin grenzende dwangneurose niet voort uit een onstilbare honger naar het Verre Oosten, maar moest de gochujang gewoon op voordat hij de eerste tekenen van schimmel zou gaan vertonen. In dat opzicht bleek Elise toch meer een Hollander dan dat ze het zelf graag deed voorkomen.’
    In het echte leven stuur ik dan een app naar R. met een mededeling als: ‘Die gochujang komt wel op, hoor.’
    De context van mijn obsessie verzin je er zelf maar bij, ik vind het wel paletti. En R. kent mij, die weet dat ik gek ben.

    (Morgen ga ik trouwens tofu frituren. Met, je raadt het al, een sausje van gochujang…)

  • Ik hou het klein

    Ik hou het klein

    In 2015 kocht ik deze domeinnaam.
    ‘Oh,’ dacht ik, ‘Dat wordt een eitje, die site. Ik ga gewoon iets met cultuur doen. En Duitsland. Word ik vast beroemd mee, want ik kan dingen.’
    Maar toen begon het gedonder. Want wat ging ik dan met cultuur doen? Boekrecensies schrijven? Moeilijk doen over muziek? Kunstkritiek?

    U moet weten, ik ben echt niet in de wieg gelegd om oordelen te vellen over wat dan ook. Ik hou niet van oordelen. Tijdens mijn studie had ik daar serieus moeite mee. Dat ik iets moest vinden van al die boeken die ik las. Ik wilde gewoon boeken lezen en het liefst zo veel mogelijk. Weinig academisch, maar het is wat het is. Achteraf kijk je een koe in de kont, maar ik had gewoon af moeten studeren in psycholinguïstiek, taalkunde of nou ja… misschien zelfs wel taalbeheersing. Gewoon een beetje dingen meten, daar wat statistiek op loslaten… kom maar door. Maar neen, minse. Literatuur met een hoofdletter L, ik zou het wel even gaan duiden allemaal. Ik had het beter leuk kunnen houden, die boeken. Maar ja, daar heb je die koe weer.

    Nu zijn we vijftien jaar verder in deze worsteling en staar ik dus al en jaar of zes tegen deze domeinnaam aan. Het kopje ‘cultuur’ in het menu staat op ‘not published’ achter de schermen. Omdat ik werkelijk totaal geen zin heb om iets op te schrijven over musea, boeken, muziek of wat dan ook in die categorie. Ik ben door de jaren alleen maar slechter geworden in oordelen over dat soort zaken. En de dingen waar ik altijd heel goed in was (schrijven, spelen en maken) daar begin ik niet eens meer aan, want er is altijd wel iemand die probeert me naar de oordelende hoek te slepen. En daar heb ik geen zin meer in. Dus probeer ik terug te gaan naar de kern: dingen maken. Maar ik wil wel dat mensen het lezen. Of zien. Of aanhoren. Want zo ben ik dan ook wel weer. Een beetje kunstzinnig kliederen bij een tochtig raam en daar ongezien amechtig bij zuchten is niet echt mijn kopje thee.

    En dus modder ik voort met mijn eigen belachelijke ambitie. Want dat is het hele probleem. Weet ik sinds vorige week. Toen iemand in mijn coachingstraject de volgende historische woorden sprak: ‘Jij bent echt heel ambitieus, weet je dat?’
    Toen dacht ik: ‘Ja godverdomme. Dat is ook zo. En daar heb ik echt al twintig jaar heel erg veel last van.’
    Want ik doe nooit iets simpels. Ik ga dan verhalen en lino’s maken bij mijn dagen in Berlijn (inmiddels meer dan 100). Of ik denk na over een top 2000 van klassieke muzakjes, waarbij ik (stel dat ik tien muzakjes per blogje behandel) 200 blogjes moet schrijven om het tot een goed einde te brengen. Waar ik in het gunstigste geval dus vier jaar mee bezig ben. Lekker realistisch, Elise. Of die stomme National Novel Writing Month waarbij ik echt letterlijke elke keer na het neerschrijven van het 50.000ste woord denk: dat mensen dit niet kunnen, watjes. Maar leidt het allemaal tot iets? Dat ik 50.000 woorden ga zitten schrijven in een maand? Maar neen, minse. Omdat het allemaal veel te groot is en ik mezelf erin verzuip. Wat waarschijnlijk ook weer een mechanisme is waar allerlei ellende én de eerste stap naar een oplossing onder zit, maar daar moet ik nog even in graven.

    Dus voor nu ga ik proberen om het klein te houden. Terug naar de Elise van 1998, toen ik nog schreef, speelde en dingen maakte. Zonder die achterlijke verwachtingen erbij.
    Wens me maar sterkte, want dat is echt heel erg ingewikkeld voor mij.