Belkis, Regina di Saba
1920
post-template-default,single,single-post,postid-1920,single-format-standard,bridge-core-3.1.3,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode-theme-ver-30.2,qode-theme-bridge,disabled_footer_top,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-7.3,vc_responsive,elementor-default,elementor-kit-15645

Belkis, Regina di Saba

Ik moest van de week opeens denken aan een obscuur stuk uit mijn muzikale verleden dat mij als 17-jarige deed inzien hoeveel coole klassieke muziek er is die je gewoon niet kent. Tussen mijn 16de en pakweg 22ste speelde ik regelmatig met mijn harp mee met allerlei orkesten, voornamelijk harmonieën en fanfares. Ik hield daar wel van, want met een orkest meespelen is moeilijk. Als je namelijk altijd in je eentje speelt, dan boeit het geen reet als je ergens sneller of langzamer gaat. Of er even uitvliegt, dan begin je gewoon weer opnieuw. Nou ja, misschien boeit het wel als je toelating doet voor een conservatorium of als je enorme faalangst hebt, maar dat is allemaal niet van toepassing hier. Een orkest is dus andere koek dan wanneer je een beetje eigenwijs in je eentje zit te pingelen op je harpje. Mij maakt spelen voor publiek allemaal niet zoveel uit, maar in het orkest kreeg ik soms wel serieus de zenuwen. Dat dendert namelijk altijd door, ook als jij de boel ongelofelijk zit te verkloten. En als het hele orkest speelt, nou à la, die harp hoor je toch niet, daar bluf ik me wel doorheen. Maar er komt altijd ergens in zo’n stuk een moeilijke solo van jou en een fokking dwarsfluit, want dat is verplicht als je een harp in je stuk opneemt. Ik weet nog dat ik de eerste keer in een orkest echt helemaal in paniek raakte (ik was toen 12 of zo…), later werd ik er wel beter in.
‘Wat doe je in godsnaam?’ zei papa, die dat allemaal natuurlijk allemaal al kon toen hij anderhalf was, of zo.
‘Huuuuuu,’ zei ik verwilderd.

Het stuk waar ik het hier over ga hebben, speelde ik met een harmonie ergens in een klein dorp in Midden-Limburg. In 1997, denk ik. Dus dat is best al een poosje geleden. Maar toch luister ik het nog best vaak, omdat het echt een heel tof stuk was. In eerste instantie begreep ik dit klassieke muzakje niet zo goed, maar gaandeweg raakten we (papa en ik) in de ban. Papa was er namelijk ook altijd bij, die bracht mij dan naar het kleine dorp in Midden-Limburg. Hij vroeg ook nog steeds met enige regelmaat wat ik in godsnaam aan het doen was, want dat was zijn andere belangrijke rol naast chauffeur. Op zich was dat ook wel terecht, want ik doe altijd maar wat. Maar hij reed me ook zonder morren naar Hilversum of redelijk ver Duitsland en België in. Papa en Elise on tour.
Jaren later, bij een andere harmonie hadden ze opeens het glorieuze idee om hem dan ook maar mee te laten spelen, want hij was er toch elke repetitie voor mij en het zusje, die deed toen ook mee met haar hoorn.
‘P? Höbse auch ein tenorsax?’
Die had hij. En toen speelde papa ook mee, want zo gaat dat dan. Dat was ook een bewerking van een cool obscuur klassiek muzakje, trouwens. Daar schrijf ik ook nog wel een keer wat over.

Maar goed, ik dwaal af. Opzettelijk, hoor. Er is namelijk niet zoveel informatie beschikbaar over het stuk zelf en ik wil toch wat geinigs schrijven. Dit stuk is zo obscuur dat ik na twee uur zoeken ein-de-lijk iets van algemeen nut vond onder een Youtube-video. Misschien klopt het niet eens, maar vertel mij dan maar wat het wel moet zijn. Belkis, Regina di Saba werd gecomponeerd door de Italiaanse componist Ottorino Respighi en was origineel een compleet ballet over de lotgevallen van de koningin van Seba. Maar er was zo’n groot orkest (en groep dansers) voor nodig dat het na zijn première in Milaan in de jaren 30 nooit meer is uitgevoerd. Lekker praktisch wel, Ottorino. Maar om de muziek toch niet helemaal naar de pietjes te laten gaan, heeft hij er een vierdelige orkestsuite van gemaakt en die speelden we dus met de harmonie. En nou ja, dat was dus het stuk geweld dat je hieronder vindt. Want dat was het. Gonondeju. Ik trilde zowat van de bühne af met m’n harpje. Er zaten dan ook maar liefst twaalf trompetten en tien hoorns achter me, want het was bepaald geen kleine harmonie, ik denk een man of 100-120. We werden uiteindelijk (na veel repetities en concerten en twee concoursen) Nederlands kampioen in Hilversum met dit muzakje. Dat was best geinig.

De beste opname die er van het stuk gemaakt is, is die van de Youtube-video in het linkje dat je hier beneden vindt. Deze cd staat ook op Spotify, maar als je dan gaat luisteren hoor je orgelmuziek. En piano’s. Het is echt zo raar, dat is al jaren zo.  Daarom een andere opname. Van die andere stukken ga je trouwens ook niet dood, die moet je ook maar eens beluisteren. Mijn zusje speelde ooit een deel van Pini di Roma met André Rieu. Maar dat is ook een blogje op zich.

Ja nee. Het houdt niet op, niet vanzelf. Met die klassieke muzakjes.

 

Je vindt het een en ander natuurlijk ook op youtube.