Die sieben Todsünden
1462
post-template-default,single,single-post,postid-1462,single-format-standard,bridge-core-3.1.3,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode-theme-ver-30.2,qode-theme-bridge,disabled_footer_top,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-7.3,vc_responsive,elementor-default,elementor-kit-15645

Die sieben Todsünden

Vorige week schreef ik een sollicitatiebrief, waarin ik beweerde dat muziek zo ongeveer de reden van mijn bestaan is. Maar toen dacht ik: dat is natuurlijk wel een beetje een boude bewering als je je tot nu toe alleen maar kapot gecommuniceerd hebt in en rondom de zorg. Nou vind ik zelf altijd dat communicatie bij uitstek een vakgebied is dat je nou werkelijk op elke bedrijfstak of onderwerp los kan laten, maar de praktijk blijkt wat weerbarstiger. Dus waar begin je dan? Dan zet je je over je bezwaren heen en besluit je om toch maar eens wat op te gaan schrijven over klassieke muzakjes. Die je ook stug muzakjes blijft noemen, want anders wordt het weer zo groot en kunst met een hoofdletter K en dat is het natuurlijk allemaal ook, maar ik wil gewoon wat vertellen over hoe een bepaald muzakje in mijn leven kwam en dat je dus gewoon een cd kan kopen (of Spotify opzetten) of een kaart kan kopen voor een concert.

Ik had het geluk dat ik opgroeide in een familie waar muziek net zoiets was als eten. Ik was soms drie of vier keer per week op de muziekschool, die in hetzelfde gebouw zat als de bibliotheek. Dus Elise de Nerd had altijd genoeg te doen daar. Algemene Muzikale Vorming, harples, ensemble-les en in de tussentijd in de gang tegen de muur zitten en boekjes lezen. Joe. Het is daarna eigenlijk alleen maar bergafwaarts gegaan. Mijn zusje (die denk ik nog vaker in de muziekschool kwam dan ik, die moest namelijk ook allerlei theoretische examens doen) zei wel eens: we zouden hier een bed neer moeten zetten. Want soms stonden we wel drie uur (in onze beleving) te wachten, omdat papa (die in het bestuur zat) met de directeur stond te ouwehoeren. Of omdat oma vergat om ons op te halen. Ik denk dan ook dat ouwehoeren en chaos genetisch is.

Later, toen ik ging studeren, kwam ik erachter dat muziek en dan met name de klassieke tak voor sommige mensen een status-ding is. Dat vind ik tot op de dag van vandaag nog altijd erg amusant. Maar goed, heel veel muzakjes zijn ook tot mij gekomen (en komen nog steeds tot mij) door dat soort lui, dus dank daarvoor. Zo heb ik ergens in de luwte van het studentenkoor de muziek van Kurt Weill opgepikt. Het begon met de Dreigroschenoper. Met mijn nieuwe discman (hahaha) en een cd van dat stuk onder mijn arm ging ik naar Parijs.
‘Elise!’ zei één van mijn mede-Parijsgangers tegen mij, ‘Ik heb een hele grote tweedehands muziekwinkel ontdekt op de Boulevard Saint-Michel. Ze hebben echt alles, ook heel veel klassiek!’

En zo kwam de Gibert Joseph in mijn leven. Ik heb geen uitgebreide cd-collectie, hoor. Maar van wat ik heb, komt zeker eenderde uit die winkel. Zo ook de cd met daarop Die sieben Todsünden van Kurt Weill met Anne Sofie von Otter. Ik was meteen totaal geobsedeerd door dit rare stukje muzak van Weill en Brecht met daarin een hoofdrol voor de schizofrene Anna (ze zingt zowel Anna I als Anna II) en het koortje van vier mannenstemmen dat haar familie uitbeeldt, met een bas als moeder, joe. Anna trekt door Amerika en bezoekt daar zeven steden om haar fortuin te maken om een huisje te kunnen kopen voor haar familie. En in elke stad krijgt ze (verrassend) met een van de zeven zonden te maken. En ja, het is Brecht hè. Dus schimmigheid gegarandeerd.

Nou, dit muzakje ging ik natuurlijk een keer live zien en wel met A. in Berlijn. Dat was best wel een goede actie, want dat was tegelijk voor mij het eerst dat ik een orkest van dat kaliber live zag. En dan ook nog een stuk dat ik zo goed kende! Daarvoor zou ik ook nog wel vrijwillig een pianoconcert van Brahms uitzitten (ik heb een Brahms-trauma, daar schrijf ik ook nog wel eens wat over). Wat uiteindelijk natuurlijk ook heel tof bleek, want bij dat soort orkesten maakt het echt geen bal uit wat ze spelen, al is het de vogeltjesdans. Jaren later zag ik het stuk nog een keer. In de Elbphilharmonie in Hamburg. Ik ontdekte toen namelijk een week of drie voor mijn reis dat Ute Lemper (toch een van de grotere Weill-vertolkers op deze in het heelal rondzwevende kluit drek) het daar uit zou voeren. Er waren nog drie kaarten in de hele zaal en één daarvan ging naar mij nadat ik een nier te koop had aangeboden op Marktplaats. Het was een heel andere ervaring dan toen in Berlijn, maar ik zou met geen mogelijkheid kunnen zeggen welke uitvoering ik mooier of beter vond.

En tussen de live uitvoeringen door luister ik gewoon altijd die van Anne Sofie, want daar word ik gewoon heel blij van.

 

Je vindt het een en ander natuurlijk ook op youtube.