22 feb Terschelling
Eind oktober was ik op Terschelling. Samen met R., met wie ik al eerder alle Waddeneilanden bezocht en met wie ik zeer binnenkort Texel onveilig ga maken. De oplettende lezer van dit blog merkt nu op dat ik nog geen verslag heb gedaan van een tripje naar Vlieland, logischerwijs zou Vlieland nu aan de beurt moeten zijn in mijn onbedwingbare zucht naar de Wadden. Maar R. en ik zijn nog samen naar Vlieland geweest in de zomer van 2020 en gezien onze weerervaringen tijdens deze editie van Terschelling (waarover dadelijk meer) willen we tijdens het volgende tripje de auto mee, dus dan moet je wel naar Texel. Als ik op Terschelling ben, is het namelijk altijd slecht of koud weer. Op zich heeft dat ook wel te maken met het seizoen (ik was er twee keer in de herfst en een keer in februari), maar er komt ook wel een dosis pech bij kijken. De eerste keer dat ik Terschelling bezocht, fietste ik een horrortocht in de regen met fikse tegenwind. Tijdens mijn tweede bezoek (nu met R.) vroor het en hadden we een oostenwindje, windkracht 7. Het was toen wel zonnig, maar fietsen zat er niet in en het was echt stervenskoud, redelijk onaangenaam wel. Deze editie ging niet veel beter worden, hadden we al gezien op de weerduidings-apps. Maar het begon wel allemaal heel mooi en idyllisch, vrijdagavond op de boot. Terwijl R. ergens in het ruim zat, absorbeerde ik de zon op het dek. Je moet er wat van maken, nietwaar? Carpe diem, of zo.
We hadden een Bed & Breakfast in Midsland, een leuk dorpje dat (de naam zegt het al) midden op het eiland ligt. Na het ontbijt (het was weer een feest van intrigerende gesprekken tussen de andere bezoekers van de Bed & Breakfast) struinden we daar wat rond en liepen naar het strand. Waar het natuurlijk begon te regenen, want wij waren op Terschelling. Of misschien regende het al. Geen idee, eigenlijk. Dit hele weekend is één grote grijze regenherinnering, namelijk. Na een hapje en een drankje bij de strandtent liepen we terug naar het dorpje waar we de bus namen naar West-Terschelling. Ook daar liepen we wat door de regen en bezochten het kerkhof, waar we het graf van een zekere Tietje zagen (hahaha) en ik R. de B&B wees waar ik de eerste keer verbleef toen ik op Terschelling was. Daar waren het kerkhof én de Brandaris namelijk mijn uitzicht. In de regen ook, het grootste deel van de tijd. Herinneringen, herinneringen.
Toen we even later in de haven aankwamen en daar op de bus stonden te wachten, gebeurde er een wonder. Boven het water verscheen opeens een waterig zonnetje door het wolkendek en het stopte even met regenen. Ik legde het moment maar meteen vast op de gevoelige plaat, want als je er geen foto van hebt, dan is het niet gebeurd. Een beetje verbaasd staarden we naar het vage lichtschijnsel boven de horizon, maar toen de bus kwam, begon het alweer te regenen. Het was het kortstondige wonder van West-Terschelling. Nou. Poe.
In de bus terug ontdekte ik dat er een kans was om die avond het Noorderlicht aan de horizon te spotten. En dat het tegen een uur of tien even op zou klaren, dus wij besloten te gaan kijken. Ik ben een Noorderlicht-geobsedeerde, dus ik wist dat ik een goede camera met een statief nodig had om het überhaupt als een vaag schijnsel waar te kunnen nemen boven de horizon, maar dat mocht de pret niet drukken. Alles voor het verhaal. Maar dat viel tegen. Het hoogtepunt van de Noorderlichtexpeditie na het eten was een telefoontje van R.’s moeder, terwijl wij ergens in een berm stonden om niet overhoop te worden gereden door fietsers en auto’s, het was namelijk pikdonker op de weg naar het strand. Natuurlijk zagen we geen Noorderlicht, maar het was wel de beste activiteit van het weekend, mede omdat het even een uurtje of twee droog was.
De volgende ochtend regende het niet de hele tijd, maar erg goed weer was het ook niet. We namen de bus naar Oosterend, waar we een stuk door de duinen liepen, slechte limericken bedachten en over het strand struinden voor de broodnodige afwisseling. Ik ben niet cynisch joh, je bent zelf cynisch. De plaag van harige mosdiertjes was nog steeds niet helemaal voorbij op de Waddenstranden, zo bleek. Overal lag nog een laag bruinige prut, net als op Ameland van de zomer. We liepen een stuk, ik nam wat foto’s (niet eens van schelpen en andere strandvondsten) en na een poosje besloten we dat het tijd was om te gaan lunchen in de strandtent met Elvis-thema. Thank you, thank you very much. Erg verheffend waren onze avonturen niet. Als we een rare fietstocht hadden gedaan, dan was dit vast een beter verhaal geworden, alleen al omdat ik niet kan fietsen en dan af en toe amechtig in de berm beland. Maar ja, ik was even van de kooi af, dus dat was fijn.
Toen we in de strandtent zaten, begon het weer zachtjes te regenen. Wij haalden nonchalant onze schouders op, want we wisten inmiddels: op Terschelling is het gewoon altijd kutweer als wij er zijn. Tussen twee buien door liepen we snel door de duinen terug naar het dorp en daar scholen we in het bushokje voor een nieuwe regenbui. Ik denk dat ik dit het vervelendste onderdeel vind van regenweer op de Wadden. Als je fietst, heb je namelijk alle tijd van de wereld. Als je niet fietst, dan breng je die tijd wachtend bij bushokjes door of je gaat te lange wandelingen zonder doel maken. De regenbui nam vanaf het moment dat we in de bus zaten eigenlijk alleen maar in hevigheid toe. Bij de boot, later die middag, klaterde het al behoorlijk, maar dat was niks in vergelijking met wat er uit de hemelen nedergedaald kwam toen we in Harlingen weer voet aan wal zetten. We propten onszelf in een bus waar we geen kaartje voor hadden (anarchisten pur sang, wij) en daarna renden we naar de auto, terwijl de bagage achter ons aanstuiterde. Het zat er weer op. Een weekendje in de regen met een niet waarneembaar Noorderlicht, ik kan het jullie aanraden.